Wijn : mooi, boeiend en soms ingewikkeld .

Wijn kan je beschouwen als het resultaat van de alcoholische vergisting van druivensap. De wijnen kunnen echter onderling enorm verschillen. Zij kunnen verschillen van druif, kleur, smaak. De smaak van eenzelfde druif kan enorm uit elkaar liggen, zelfs bij naburige wijngaarden. Maar kan ook dicht bij elkaar liggen wanneer deze uit diverse werelddelen komen.

De smaak van wijn wordt bepaald door de eigenschappen van de druiven, het proces van de gisting en de rijping. Wijn is namelijk een cultuurproduct waarbij de mens een belangrijke invloed heeft op het eindresultaat.

Bij het maken van wijn komt men twee beroepen tegen, die door de kleinere wijnproducenten beiden worden uitgeoefend. Het beroep van wijnboer en van wijnmaker. De wijnboer zorgt voor de wijngaard en voor de wijnstok. De wijnmaker zorgt voor de vinificatie.

De wijnboer zorgt zo goed mogelijk voor de wijngaard. Hij gaat rekening moeten houden met de weersomstandigheden en zal het nodige doen om de planten te beschermen en gezond te houden. Sommigen kiezen voor de biologische landbouw en anderen werken met kunstmest, insecticiden en chemische bestrijdingsmiddelen. De wijnboer beschermd de plant tegen ziekten, snoeit als het nodig is en oogst wanneer de druiven rijp zijn. Hij bepaald zelfs welke druivenkassen hij aanplant. In de laatste dagen van de rijping neemt vooral het zoetgehalte van de druiven toe terwijl de zuren afnemen. Hat is daarom belangrijk dat de wijnboer het tijdstip van oogsten juist bepaald zodat hij de ideale druiven kan aanleveren om een goede kwaliteit van wijn te maken.

Het is nu aan de wijnmaker om de wijn te maken. Hij moet rekening houden met diverse chemische en biologische processen die de smaak van de wijn kunnen bepalen. Hij start de vinificatie door de druiven te kneuzen of te persen waardoor hij most verkrijgt. De wijnmaker voegt gistcellen toe om de vergisting op te starten waardoor de suikers zich omzetten in alcohol en koolzuurgas. Het gistingsproces kan op lage of hoge temperatuur gebeuren maar nooit boven de 35° C, want dan sterven de gistcellen af. Dit kan gebeuren in grote reservoirs of in houten vaten.

Het resultaat is wijn, maar deze moet nog rijpen. Dit gebeurt in grote roestvrije opslagtanks of terug in vaten. Na de rijping gaat de wijn in de fles.